Burn-out of vermoeidheidsklachten: dat maakt een groot verschil
De Burn-out bubbel. Er is verschil tussen een burn-out en burn-outklachten, betogen de auteurs van De burn-out bubbel. Maar in de praktijk wordt dat onderscheid nauwelijks gemaakt.
Later, schrijven Schaufeli en Verolme, komt dit verhaal onder geestelijken bekend te staan als ‘Elia’s slaap’: intense en uitputtende toewijding, gevolgd door teleurstelling en een verlies van betrokkenheid. De waarschuwende boodschap: pas op voor te hard werken en perfectionisme.
Wilmar Schaufeli is emeritus hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht en de Katholieke Universiteit Leuven. Inmiddels houdt hij zich al ruim dertig jaar bezig met de wetenschap over burn-out. Jan Jaap Verolme is econoom, komt uit het bedrijfsleven, en ontwikkelde zich de afgelopen jaren tot specialist in stress en burn-out.
Maar dat laatste, zeggen zij, is onzin. Volgens de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden, die jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek en TNO wordt afgenomen, waren er in 2020 inderdaad 1,2 miljoen werknemers met burn-outklachten, zo’n 15 procent van alle werknemers in Nederland. Dat kan bijvoorbeeld gaan om terugkerende vermoeidheid, werkstress, of een gebrek aan motivatie. Het aantal stijgt ook: in 1997 lag het percentage rond de 10 procent. Maar: per jaar komen er ‘slechts’ enkele duizenden mensen met een burn-out thuis te zitten, wijst het aantal meldingen bij het Centrum voor Beroepsziekten uit. Dat aantal is in de afgelopen tien jaar bovendien niet noemenswaardig gestegen, laten diezelfde cijfers zien. En dat maakt burn-out zeker een ernstig probleem, zeggen Schaufeli en Verolme, maar geen epidemie.
„In het publieke debat zijn we als maatschappij alles – van spanningsklachten, naar overspanning tot burn-out – een ‘burn-out’ gaan noemen”, zegt Verolme. Terwijl hij in zijn coachpraktijk mensen treft die „bij wijze van spreken geen lepel meer vast kunnen houden” en mensen die weliswaar erg vermoeid zijn, maar nog best naar een verjaardag kunnen. Verolme: „Artsen met wie ik daarover contact had, hadden vrij duidelijke richtlijnen: het eerste is een burn-out, het tweede zijn spanningsklachten.” Maar in de praktijk lijken mensen dat onderscheid zelf vaak helemaal niet meer te maken, constateren Verolme en Schaufeli. „Ik heb mijn scriptie niet af want ik heb een burn-out”, hoorde Schaufeli een student weleens tegen hem zeggen. Vroeg hij door, dan was er zeker een motivatieprobleem, gecombineerd met vermoeidheidsklachten. „Maar is dat dan een burn-out?”
Lepel vasthouden
De vraag is natuurlijk: wat maakt het onderscheid tussen klachten en een daadwerkelijke burn-out uit? Spanning én overspanning belemmeren werk en leven, en vragen daarom om een oplossing. „We willen klachten niet bagatelliseren”, zegt Schaufeli daarover. „Maar als wetenschapper is het wel moeilijk om een concept te pas en te onpas gebruikt te zien worden, terwijl er al jaren heel degelijk wetenschappelijk onderzoek naar wordt gedaan, waaruit bovendien blijkt dat het onderscheid tussen milde en ernstige klachten belangrijk is.”
Om te beginnen is dat omdat milde klachten niet per definitie leiden tot ernstige klachten, legt hij uit. Ze kunnen horen bij de tegenslagen van het leven, verdwijnen daarom soms vanzelf weer, of maken ons, met de juiste zorg, weerbaarder. Maar het onderscheid is vooral belangrijk omdat spanningsklachten heel goed in de ‘eerstelijnszorg’ (huisarts, therapeut, psycholoog) behandeld kunnen worden. Terwijl mensen met een burn-out, zo blijkt uit onderzoek, veel vaker aangewezen zijn op de gespecialiseerde GGZ. Maar dáárvoor moet je een officiële diagnose hebben. En in de DSM, het classificatiehandboek voor psychiatrische stoornissen, is de burn-out niet opgenomen. Schaufeli: „Ik kan me goed voorstellen dat de poorten daarvoor ook niet zo snel wagenwijd open zullen worden gezet, zolang men er in de gezondheidszorg van overtuigd is dat er meer dan een miljoen mensen op omvallen staan. Zoiets loopt natuurlijk flink in de papieren.” Maar op deze manier missen die enkele duizenden patiënten per jaar, waar het in feite om gaat, wel de juiste zorg, zegt hij.
Overzichtswerk
Terug naar dat boek: De burn-out bubbel. Dat is een overzichtswerk, benadrukt Verolme. Het boek behandelt uitgebreid de wetenschappelijke kennis over burn-out, wat het is, niet is, de wegen die er te bewandelen zijn als er sprake is van een burn-out en de rol van werkgevers daarin. Verwacht dus geen zelfhulpboek met antwoorden op de vragen des levens of een stappenplan. Hoewel, en dat maakt wetenschappelijke kennis natuurlijk juist zo interessant: al die gegevens zeggen wel iets over onszelf.
Interessant is bijvoorbeeld de definitiekwestie. De meest recente definitie van een burn-out is, voluit: „een werkgerelateerde aandoening die voorkomt bij diegenen die gedurende een langere periode productief en zonder problemen hebben gewerkt, tot tevredenheid van zichzelf en anderen. Extreme vermoeidheid, ontregeling van emotionele en cognitieve processen én zich mentaal distantiëren van het werk, vormen de kernelementen van de aandoening.”
Het gaat om het complexe proces waarin iemand gaandeweg minder goed is gaan functioneren
Maar kijk je vervolgens naar het scala aan klachten dat daarbij hoort, dan is het helemaal niet zo gek dat zoveel mensen zich erin herkennen. Van moeite om te beslissen tot somberte of huilbuien, van wantrouwen jegens collega’s tot geen zin om aan het werk te gaan. Er zijn altijd wel een aantal klachten af te vinken, en tegelijkertijd is er niemand die álle klachten heeft. Dat maakt die waslijsten nu juist zo verraderlijk, betogen Schaufeli en Verolme, en de ‘waslijstbenadering’ – het bij elkaar optellen van afzonderlijke burn-outklachten – niet geschikt om tot de kern van een burn-out te komen.
Waar het volgens Schaufeli en Verolme wel om gaat is het complexe proces waarin iemand gaandeweg minder goed is gaan functioneren. Uitputting in de vorm van extreme vermoeidheid is daar het sluitstuk van, en die uitputting zorgt weer voor ontregeling op cognitief en emotioneel vlak. Schaufeli: „Huissleutels in de koelkast leggen, een plot van een film niet meer snappen, gesprekken niet meer kunnen volgen.” Of emotionele labiliteit: „Dat mensen zichzelf niet meer herkennen, ze plots beginnen te huilen of onverwacht uit hun slof schieten op werk.”
En daar hoort bij, benadrukt Schaufeli nog eens, dat wie weliswaar flink vermoeid of gefrustreerd over de gang van zaken op het werk is, maar nog wél een coherent rapport kan schrijven, nog aan de goede kant van de streep zit.
Juiste hulpverleners
En toch, geven zowel Schaufeli als Verolme toe: natuurlijk willen ook zij dat er openlijk over burn-out gepraat wordt, zodat ook de mensen die vermoeidheidsklachten ervaren snel bij de juiste hulpverleners terechtkomen – of dat nou een loopbaancoach of psycholoog is. Een taboe is nooit goed. Of, zoals zij een bedrijfsarts in hun boek citeren: „Ik vind dat label niet zo interessant, daar ga ik ook niet over discussiëren. Mij gaat het om: wat belemmert je functioneren, waarom verschijn je niet op werk?”
Bovendien, zegt Schaufeli: „Die 1,2 miljoen mensen met burn-outklachten zijn wel degelijk kanariepietjes in de kolenmijn. Het zégt wel iets: mensen zitten vast in hun carrière, zijn vermoeid. Het geeft aan dat er een toenemend onbehagen is op het werk, en daar moeten werkgevers zeker preventief iets mee doen.”
Maar, en daar is dan weer die slag om de arm die ook de De burn-out bubbel zo kenmerkt: „Zulk onbehagen is niet zo definitief en desastreus als bij een burn-out, en is dus ook niet per definitie alarmerend. Want: onbehagen hoort ook wel een beetje bij het leven.” De burn-out bubbel is per heden te bestellen.
Bron: NRC