Kijken in de sociologische ziel

Boekbespreking

De burn-out paradox

Geschiedenis van een ongrijpbare maatschappijziekte door Mattias Van Hulle (2023)

Recensent: Wilmar Schaufeli

Bij het lezen van De Burn-out Paradox moest ik vaak terugdenken aan mijn propedeuse psychologie, in 1971, toen ik het verplichte vak sociologie volgde. Dat was een eyeopener omdat je met een andere, maatschappelijke bril naar dezelfde fenomenen kunt kijken als in de psychologie. Bijvoorbeeld suïcide wordt in de psychologie als individueel probleem opgevat, terwijl het in de sociologie om de sociaalculturele context gaat. Geen depressie of uitzichtloosheid als onderliggende oorzaak maar normloosheid of ‘anomie’ in de woorden van de beroemde socioloog Emile Durkheim. Hetzelfde fenomeen, een ander perspectief. Zo ook bij burn-out dat in de psychologie vanuit het individu wordt benaderd als een subjectieve ervaring die gekenmerkt wordt door bepaalde symptomen. Deze vinden hun oorzaak weliswaar in de omgeving, maar ook die wordt bekeken door de lens van het individu, zoals een hoge ervaren werkdruk, emotionele belasting of een gebrek aan steun of waardering van collega’s. De sociologie graaft een spade dieper: in haar optiek speelt de socio-culturele context een vormende en bepalende rol in de wijze waarop mensen hun (problematische) ervaringen begrijpen en benoemen. Die ervaringen liggen dus niet ‘in’ het individu, maar weerspiegelen de socio-culturele context waarin het individu leeft. Zo brengt de Mechelse socioloog Mattias Van Hulle de opkomst van burn-out in verband met de toegenomen publieke interesse voor emoties en welbevinden enerzijds en de opkomst van het neoliberalisme met zijn nadruk op individuele

‘Waar zijn wetenschappers het wél over eens?
prestaties en successen anderzijds. Met burn-out wordt onwelbevinden (mentale uitputting) uitgedrukt in termen van mentale uitputting maar tegelijkertijd vormt het ook een aanklacht tegen de excessieve eisen die de huidige neoliberale meritocratie stelt.

Etymologie

Wat is nu eigenlijk die burn-out paradox waaraan het boek zijn titel aan ontleent? Van Hulle stelt dat er nog nooit zoveel over burn-out is gesproken terwijl niemand weet wat het precies is. Hoe kun je het over iets ongrijpbaars hebben dat eigenlijk ‘niet bestaat’? (dixit; Christaan Vinkers, In de Ban van Burn-out)? Was het niet Ludwig Wittgenstein die stelde ‘waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen’? In het eerste hoofdstuk gaat Van Hulle op zoek naar voorlopers van burn-out. Hij beschrijft drie vormen van burn-out avant-la-lettre in paragrafen met allitererende titels: (1) acedia (monastieke moeheid) in middeleeuwse kloosters; (2) neurasthenie (Amerikaanse afmatting) is de 19e eeuw; (3) managerziekte (leiden is lijden) in het naoorlogse Duitsland van het Wirtschaftswunder. Deze aandoeningen lijken sterk op elkaar omdat het steeds gaat om mentale uitputting en kunnen begrepen worden binnen hun eigen unieke socio-culturele context. Dit verhaal is al eerder verteld, maar Van Hulle doet het systematischer vanuit sociologisch perspectief. Origineler is het hoofdstuk over de etymologie van burn-out. Taal is immers een belangrijk vehikel met behulp waarvan de socio-culturele context wordt. ‘doorgegeven’ aan individuen. Minutieus ontrafelt Van Hulle de woordbetekenis van de metafoor die burn-out is. Hiervoor gebruikt hij het concept ‘episteme’ van Foucault, wat zoiets als kennisparadigma betekent. Het is niet toevallig dat burn-out in de negentiende eeuw doorsijpelt in de spreektaal omdat dit er een ware obsessie was met energie (stoommachine, elektriciteit). De vader het moderne burn-out concept, de Amerikaanse psychiater Herber Freudenberger, beschrijft het voor het eerst als een toestand (een burn-out hebben) in plaats van een gevoel (zich opgebrand voelen). Hij koppelt dit bovendien aan een formele, medische beschrijving als een syndroom dat uit verschillende symptomen bestaat. Burn-out zoals we het nu kennen is geboren.

Ontologische Alchemie

Op het hoofdstuk over de wetenschap en burn-out valt het een en ander af te dingen. Zo wordt er met grote stelligheid betoogd dat wetenschappers het niet eens zijn over de definitie van burn-out. Op zich is dat juist (waar zijn wetenschappers het wél over eens?), maar het gaat voorbij aan het feit dat in circa negentig procent van het onderzoek dezelfde vragenlijst wordt gebruikt om burn-out te meten (de Maslach Burnout Inventory). Je kunt van alles op deze vragenlijst aanmerken, maar kennelijk bestaat er toch consensus. Een anekdote illustreert dit. Ooit stuurde ik een artikel in dat gebaseerd was op een andere vragenlijst en de reviewers vroegen zich af waarom ik de standaardlijst niet had gebruikt en wezen het artikel af. Dit is een belangrijk punt omdat de aanname bij de ’ paradox van Van Hulle immers is ‘dat we niet weten wat burn-out is’. Dat mag dan zo wezen bij het grote publiek in het maatschappelijke debat, wetenschappers zijn het grosso modo wél eens. Dat van Hulle dat als socioloog anders ziet, wordt duidelijk wanneer hij psychologen van ontologische alchemie beschuldigt. Daarmee bedoelt hij dat zij antwoorden op vragenlijsten, zijnde subjectieve representaties, behandelen alsof het objectieve representaties zijn. Een score op een vragenlijst is volgens hem dus geen valide indicator van burn-out omdat de context niet wordt meegenomen, er cognitief vertaalwerk (interpretatie) moet plaatsvinden, en mensen met eenzelfde score een heel andere beleving kunnen hebben. Over de validiteit van burn-out vragenlijsten kun je zeker discussiëren, maar op die manier gooi je wel het kind met het badwater weg.

Emotiecultuur

Het hoofdstuk over burn-out in de maatschappij beperkt zich tot Vlaanderen maar geldt mutatis mutandis ook voor Nederland. Zoals overal in de westerse wereld is er ook in de Lage Landen sprake van een emotiecultuur, ook wel aangeduid als psychologisering van de samenleving. Steeds meer alledaagse ervaringen en gebeurtenissen worden begrepen in psychologische termen. Dat geldt zeker voor de werksituatie; werkstress, demotivatie en vermoeidheid zijn van alle tijden maar nu plakken we er een psychologisch label op. Van Hulle laat ook nog iets anders zien namelijk dat het burn-out concept is geëvolueerd van een sectorspecifieke aanklacht (vooral in de zorg en het onderwijs) via algemene werkproblematiek (rondom werkdruk en een ziekmakende werkcultuur) tot een maatschappijziekte (als gevolg van concurrentie en prestatiecultuur). Van Hulle concludeert: ‘Misschien kunnen we burn-out almaar minder opvatten als een psychologische en veeleer als een sociologische aandoening; een psychische uitputting die veeleer een aanklacht vormt dan een weeklacht is.’

Zelfhulpindustrie

De kern van het hoofdstuk over zelfhulp bij burn-out vormt een vicieuze cirkel, namelijk dat de hedendaagse, meritocratische nadruk op prestaties en zelfredzaamheid als oorzaak van burn-out geldt, maar tegelijkertijd als remedie tegen burn-out worden gebruikt. Burn-out is het gevolg van het verkeerd omgaan met uitputtende prestatiedruk. Dat moet je dus leren. Volgens de zelfhulpindustrie kan dat alleen maar door die druk als gegeven te aanvaarden en te leren deze te weerstaan via zelf het aanleren van nieuwe inzichten en vaardigheden. Burn-out fungeert daarbij als positieve ervaring (‘burnout as blessing’) die de uitbouw van het nieuwe zelf in gang zet. Dit werken aan zichzelf is een continue onderneming die het leven betekenis, doel en richting moet geven binnen een meritocratische cultuur. Duidelijk is dus de kat in zijn eigen staart bijt. Met zijn boek wil Van Hullie antwoord geven op de vraag hoe komt het dat er vandaag de dag een fenomeen als ‘burn-out’ bestaat. Het blijkt dat de veronderstelde paradox – hoe kun je zoveel praten over iets waarvan je niet eens weet wat het is – niet bestaat. De eindconclusie luidt dat er helemaal geen sprake is van een paradox omdat burn-out alomtegenwoordig is juist vanwege het feit dat het begrip zo ambigu is. Ondanks deze niet zo verassende slotconclusie en wat missers als het om psychologisch onderzoek naar burn-out gaat heeft Van Hulle een vlot en erudiet boek geschreven met een helder betoog. Een goede spiegel om in te kijken voor alle psychologen die in burn-out zijn geïnteresseerd, maar speciaal voor hen die in hun opleiding het vak sociologie niet hebben gevolgd.

Bron: De Psycholoog